Energievoorziening en de gemeente (archief)
Laatst geactualiseerd in 2007
De projectontwikkelaar heeft een zelfstandige reden om nieuwbouwwoningen met energie- en (andere) nutsvoorzieningen uit te rusten. De koper / huurder verwacht nu eenmaal dat dergelijke voorzieningen aanwezig zijn. Bovendien wordt het door het Bouwbesluit voorgeschreven.
In 1960 waren steenkool en stookolie de primaire fossiele energiebronnen in Nederland. Met de aanleg van het aardgasnet veranderde dat. In 1974 is Nederland nagenoeg geheel op aardgas overgeschakeld.
Vandaag is aardgas de standaard. Vijftig jaar geleden waren kolen dat. En met het perspectief van de nationale aardgasbel (nog ca 15 jaar te gaan) zal het ‘morgen’ wellicht weer anders zijn. Technisch gesproken is het niet moeilijk van de fossiele gasstandaard af te stappen. De belemmeringen zijn vooral organisatorisch van aard. Het vraagt nieuwe structuren, organisatievormen en standaardisatie. Zie ook de pagina: Duurzaam energiebedrijf voor de gemeente.
Individueel en collectief
De alternatieven die zich aandienen zijn in te delen in individuele en collectieve systemen. Voorbeelden van individuele systemen zijn de houtkachel (zie voor een moderne vorm www.zonnehaardwoning.nl) en de individuele warmtepomp met individuele bodemwarmtewisselaars. Voorbeeld van een collectief systeem is het warmtenet. Hierbij komt meteen een vraag op: wat is collectief? Betekent ‘collectief’ publiek, of kan het ook privaat zijn? Valt collectief onder ‘voorziening van openbaar nut’, of gaat het om een voorziening voor een afgebakende groep. Mogen woningcorporaties zich met dergelijke voorzieningen bezig houden? Deze vragen staan internationaal op de beleidsagenda’s. Ze zullen in deze notitie dan ook niet eenduidig worden beantwoord. We moeten in plaats daarvan een weg zien te vinden, temidden van de onzekerheid die hierover thans heerst.
Rechtszekerheid?
Het vervelende van de huidige situatie is dat het recht niet biedt waarvoor het is bedoeld: rechtszekerheid. Het energierecht is zeer gecompliceerd, volatiel en kent open einden. Veel is overgelaten aan nadere ministeriële regelingen, de marktautoriteit en de jurisprudentie. Daarbij komt de interferentie met Europees recht en de instrumenten voor ruimtelijke sturing. De onderlinge verhouding van deze rechtsgebieden staat onder enorme spanning. Zeker omdat Europeesrechtelijke leerstukken de huidige praktijk in de ruimtelijke ontwikkeling ondergraven.
Energie en de gemeente
Het energierecht kent nauwelijks een rol voor de gemeente. Sinds de liberalisering en de Elektriciteits- en gaswetten van de jaren negentig is de gemeentelijke rol zelfs wettelijk beperkt.
Veel energiebedrijven zijn in Nederland als private onderneming gestart. In de jaren twintig van de 20e eeuw heerste echter de overtuiging dat elektriciteit en gas publieke taken waren. Gemeenten, waterschappen en provincies hebben toen de nutstaken op zich genomen.
Consolidatie en uitverkoop
De laatste decennia van de 20e eeuw zijn energiebedrijven geconsolideerd. De bedrijfsopzet is daarbij gemodelleerd naar het beginsel van ‘marktwerking’. De band tussen gemeente en energiebedrijf werd verbroken. Gemeenten zien zich inmiddels geplaatst tegenover grote commercieel optredende bedrijven. Aandeelhouderschap voor de lagere overheden is meer een kwestie van ‘asset management’ dan van sturing op de energievoorziening. Dergelijke inhoudelijke sturing is zelfs bij wet verboden. (i)Gemeenten mogen alleen gebruik maken van hun aandeelhoudersmacht en dat alleen voor zover het hun ‘eigen energiebedrijf’ betreft.
Beslissen over energievoorzieningen
Over gas en elektriciteit heeft de gemeente uitdrukkelijk geen regulerende bevoegdheid.
Artikel 83 (Elektriciteitswet 1998) -
Provinciale staten en de gemeenteraad zijn niet bevoegd het opwekken, het transporteren en het leveren van elektriciteit in het belang van de energievoorziening aan regels te binden
Artikel 62 (Gaswet) - Provinciale staten en de gemeenteraad zijn niet bevoegd het transporteren en het leveren van gas in het belang van de energievoorziening aan regels te binden.
Gemeente is onbevoegd
Deze beperking stamt uit de inmiddels ingetrokken Wet energiedistributie (WED 1996 – 2006) en was instrumenteel in de vervreemding van de energiebedrijven. Gemeenten mochten enkel nog als aandeelhouder beslissen over energie-aangelegenheden. Uitgesloten werd dat ze via regelgeving belemmeringen zouden opwerpen aan de autonomie van de energiebedrijven. Zeggenschap van de gemeente over het energiebedrijf is in de meeste gevallen verwaterd. Door consolidatie van de energiebedrijven hebben ze als aandeelhouder nauwelijks invloed en als regelgever mogen ze geen invloed via regelgeving uitoefenen.
De WED 1996 – 2006 sloot ook de regulerende bevoegdheid voor warmte uit. Met het intrekken van de WED is die uitsluiting thans niet meer van kracht. Voor warmte is het nu wel denkbaar dat de gemeente regels vaststelt. In de ontwerp Warmtewet wordt de regulerende bevoegdheid echter opnieuw - en met terugwerkende kracht tot 1 juli 2004 - uitgesloten. Stel dat de gemeente regulerend wil optreden loopt ze - na inwerkingtreding van de Warmtewet – de kans dat deze regels worden aangevochten.
Uitgangspunt voor het vervolg van deze analyse is dat de gemeente niet regulerend kan optreden met betrekking tot productie, transport en levering van warmte.
|