Eindige hulpbronnen
Laatst geactualiseerd in 2007
Inschatting van de economisch winbare reserves van olie, aardgas en steenkool, uitgedrukt in het aantal jaren waarmee de wereld nog vooruit kan. In de figuur zijn de voorraden aardgas die naar de huidige stand van de techniek niet winbaar worden geacht, niet meegenomen. Deze voorraden zijn naar schatting ca 5 keer zo groot als die van steenkool. Bron: http://www.mnp.nl/
De fossiele economie
De industriële economie is van oorsprong een fossiele economie. Aanvankelijk gebaseerd op stoomkracht die onder andere werd gebruikt om kolenmijnen droog te houden. De kolen leverden weer de energie om stoommachines te laten draaien, metalen te produceren, sporen aan te leggen en stoomtreinen te laten rijden. In een wisselwerking van kolen, staal, spoorwegen en later ook olie, kwamen industrieën op gang die de wereld gingen domineren.
Nog steeds zijn deze industrieën dominant én sterk georiënteerd op fossiele hulpbronnen. Deze bronnen zijn echter eindig, veelal schaars en in de huidige toepassing vervuilend. De grootschalige industriële economie lijkt structureel niet duurzaam te zijn. In ieder geval voelen overheden zich wereldwijd geroepen om met regels in te grijpen.
Oriëntatie op olie
De invloed van ‘fossiel’ reikt verder dan de zware industrie. Ook de voedselvoorziening is sterk op fossiel georiënteerd. Zo worden pesticiden gemaakt van aardolie en kunstmest van aardgas. De landbouwmachinerie is zwaar en mechanisch en wordt aangedreven door fossiele brandstoffen. Ook de maakindustrie is georiënteerd op ‘fossiel’. De vele ‘kunstmatige’ producten zijn ontleend aan de petrochemie die haar naam te danken heeft aan de versteende fossiele bronnen die ze exploiteert. De productie wordt veelal internationaal verhandeld waardoor transportstromen ontstaan die nagenoeg geheel worden aangedreven met fossiele bronnen.
Na een eeuw van oliehegemonie lijkt er nu echter een kentering te komen in de fossiele oriëntatie van de wereldeconomie. Voorname drijfveren hierbij zijn de uitputting, schaarste en vervuiling waarmee de fossiele economie wordt geassocieerd.
Uitputting, schaarste en vervuiling
Uitputting is een fysiek proces. Op zeker moment zullen bepaalde hulpbronnen gewoonweg ‘op’ zijn. Uitputting is echter geen acuut probleem. Het is een geleidelijk proces. Zelfs de olie is voorlopig nog niet op. Wel loopt het aanbod terug bij gelijkblijvende of groeiende vraag. Prijzen gaan dan stijgen en de marktmacht van de olie-exploitanten neemt dan toe.
Schaarste is vooral een economische factor. Deze heeft te maken met vraag, aanbod, techniek en transparantie van het aanbod. Zolang van fysieke uitputting van het aanbod geen sprake is, wordt schaarste vooral veroorzaakt door de werkwijze rondom de hulpbronnen. Dit speelt aan de aanbodzijde (hoe groot is de productiecapaciteit en de marktmacht van de aanbieders?), maar ook in de toepassing (hoe efficiënt wordt er met de hulpbron omgesprongen?).
Vervuiling is - net als uitputting - een fysiek proces. Bij vervuiling gaat het echter niet speciaal over de bron, maar - net als bij schaarste - vooral over de wijze waarop met de hulpbonnen wordt omgesprongen. Efficiëntere productie- en verwerkingsmethoden kunnen al veel vervuiling tegen gaan. Verdergaand is echter het werken in kringlopen, waarbij alle stoffen in het proces blijven en daar nuttig worden gebruikt. Vervuiling levert verlies op twee fronten. Enerzijds gaat een deel van de schaarse hulpbronnen als afval verloren (verspilling). Anderzijds wordt ook de omgeving door ongecontroleerde, ongewenste en/of diffuse bronnen aangetast.
Uitputting, schaarste en vervuiling zijn niet het unieke domein van fossiele bronnen zoals olie. Ook minerale bronnen raken uitgeput. Een bekend voorbeeld is fosfor. Veel fosfor is diffuus en overmatig in het milieu gebracht waardoor op veel plaatsen een probleem is ontstaan (vervuiling). Op andere plaatsen worden juist tekorten verwacht (schaarste). Fosfor is als meststof vitaal voor de voedselvoorziening en de productie van biobrandstoffen.
Nieuwe schaarste
Vervuiling kan tot nieuwe schaarste leiden. Een voorbeeld is de drinkwatervoorziening. Naarmate meer stoffen diffuus in het milieu komen, is drinkwater moeilijker te bereiden. Bovendien leidt intensief landgebruik tot vervuiling en versnelde afvoer van het zuivere hemelwater. Inmiddels wordt zelfs gevreesd dat drinkwaterschaarste ook nijpend kan worden op plaatsen waar de natuur aanvankelijk had voorzien in overvloed.
Schaarste is relatief
De thema’s ‘uitputting’ en ‘schaarste’ moeten met de nodige nuance en achtergrondkennis worden bekeken. Bij normaal gebruik verdwijnt bijvoorbeeld fosfor niet van de aarde. Het komt alleen diffuus in het milieu en de kosten om het te oogsten worden hoger. Uitputting van fosfor betekent niet dat het op is, maar dat de winbaarheid niet economisch is. Die ‘uitputting’ is relatief en te relateren aan de vraag naar fosfor en de prijs die vragers ervoor over hebben. Naarmate fosfor ‘uitput’ zal de prijs toenemen, evenals de beschikbare fosforbronnen op de aarde. De veronderstelde uitputting van fosfor is nu gerelateerd aan de bekende vindplaatsen. Naarmate de nood groeit en de prijzen stijgen, worden er wellicht meer vindplaatsen gevonden en mijnen geopend. Mogelijk worden ook technieken ontwikkeld om de diffuus verspreide fosfor terug te winnen.
Olie en gas zijn minder snel terug te winnen. Het duurt - naar men nu aanneemt - miljoenen jaren om opnieuw aardgas en -olie te laten ontstaan. Maar ook hier is van uitputting nog lang geen sprake. Wel is rond de bekende, bewezen en commercieel winbare reserves sprake van schaarse. De aardgasreserves die thans niet winbaar worden geacht zijn echter fenomenaal. Dat doet echter niet af aan de schaarsteproblematiek. Dit komt doordat de voorraden moeilijk uitwinbaar zijn, en de winbare voorraden ongelijk zijn verdeeld. Naarmate aardgas een substituut voor olie wordt, maakt dit aardgas lucratief en tot machtspolitieke factor.
Bij steenkool ligt het weer anders. Steenkool is goed gespreid en in grote winbare hoeveelheden beschikbaar. Volgens uiteenlopende schattingen kan de wereld nog 200 tot 2.000 jaar met de winbare steenkoolvoorraden vooruit. Bij steenkool is eigenlijk geen sprake van uitputting, noch van schaarste, maar wel van vervuiling.
Minder vervuiling
Vervuiling door gebruik van steenkool zou kunnen worden voorkomen door anders met kolen om te gaan. Zo biedt vergassing een alternatief. Vergaste steenkool kan schoner in elektriciteit en warmte worden omgezet. Bovendien is het te combineren met brandstofceltechnieken die hier en daar al worden toegepast. Omzettingsrendementen nemen dan toe en zelfs de verbrandingsgassen zijn dan nuttig te gebruiken. Vergaste steenkool is bovendien relatief goedkoop te transporteren. Zo kan de omzetting daar plaatsvinden waar ook de warmte en de CO2 kunnen worden gebruikt. Het gehele proces van steenkool tot energie wordt dan een stuk efficiënter en minder vervuilend. Het kan zelfs onderdeel worden van een kringloop waarin de vrijkomende CO2 weer wordt benut voor bemesting van gewassen.
Anders omgaan met hulpbronnen
Voor een duurzame wereld hoeven we niet plotseling te breken met olie en kolen. Wel moet anders met de beschikbare hulpbronnen worden omgegaan. Zo moet niet eenzijdig op enkele bronnen worden gesteund. Uitputting en schaarste worden dan al minder dominant. Vervuiling kan worden aangepakt door een integrale herziening van processen. Dat vraagt echter wel de durf om te breken met bestaande structuren, en het vermogen om zaken op een andere manier te bezien, en vervolgens ook anders te organiseren.
|