Nieuwe Nuts

Participatie

Laatst geactualiseerd in 2007

Een bijzondere eigenschap van Nieuwe Nuts is de participatie door direct belanghebbenden. Het gaat hierbij vooral om aangesloten producenten (aanbieders van nutsdiensten) en verbruikers (afnemers van nutsdiensten). Hiermee wordt een evenwichtige zeggenschapsstructuur gecreëerd voor het Nieuwe Nutsbedrijf. Participatie vergt uiteraard wel een waardevolle inbreng. Voor producenten kunnen die deels worden gevonden in de investeringen die levering van de nutsdiensten mogelijk maken. Het moet dan wel gaan om gemeenschappelijke onderdelen, zoals de uitkoppeling en transportleidingen.

Inbreng - productiemiddelen

Investering in de eigen bedrijfsmiddelen van de producent zijn in principe gedekt door de verwachte omzet uit zijn reguliere bedrijf plus de te leveren nutsdiensten. Wel zouden bedrijfsmiddelen kunnen worden afgezonderd van het primaire bedrijf van de producent, en ingebracht in het Nieuwe Nutsbedrijf. Dit kan aan de orde zijn wanneer het Nieuwe Nutsbedrijf betreffend bedrijfsmiddel voor de nutsvoorziening zeker wil stellen.

Inbreng - storting en risico-aanvaarding

Bij de opzet van het Nieuwe Nutsbedrijf kan de omzet nog onzeker zijn. Dit wegens de fasering van de bouw en de keuzevrijheid van groot- en kleinverbruikers. Dit risico kan worden gewaardeerd en verdisconteerd in de inbreng van de producent. Daarnaast zouden producenten ook direct, door financiële storting kunnen participeren in het Nieuwe Nutsbedrijf.  

Inbreng van verbruikers

De inbreng van kleinverbruikers (bewoners) kan vrij eenvoudig worden onderbouwd. Kleinverbruikers betalen nu al het leeuwendeel van de kosten van warmte-infrastructuur. Dit via de ‘bijdrage in de aansluitkosten’ (BAK). Deze BAK wordt per woning door de ontwikkelaar betaald en maakt deel uit van de kostprijs van de woning. Het kan daarbij om stevige bedragen gaan; bedragen die de feitelijke aansluitkosten verre overstijgen (hierna ‘hoge BAK’, tegenover ‘lage BAK’= feitelijke aansluitkosten).

Aanleg van nutsvoorzieningen

Op een project van duizend woningen gaat het bij huidige aansluittarieven al gauw om ruim vijf miljoen euro (licht en warmte). Indien ook de sanitatie in de Nieuwe Nutsvoorziening betrokken wordt (zie 'niet verkwisten maar benutten') komt een directe dekking van meer dan acht miljoen in het vizier (i). Indicatief gaat het hier om meer dan 50% van de werkelijke aanlegkosten. Via de ‘vrij op naam prijs’ van de woningen wordt dus door de kopers substantieel meegefinancierd. In de praktijk wordt een woningbouwproject pas aangevangen wanneer 70% van de woningen is verkocht. De verkoop geschiedt veelal via een koop-/aannemingsovereenkomst, waarbij de koper de koopprijs gedurende het bouwproces in delen voldoet. Het resultaat is dat de koper zelf (een groot deel van) de bouwfinanciering voorziet. Het in te brengen eigen vermogen van ontwikkelaar, aannemer en energiebedrijf is dus vrij beperkt. Met de zekerheid van 70% verkochte woningen - waarvoor inmiddels de hypotheek is geregeld - en het perspectief van stabiele langjarige omzet uit het nutsbedrijf, willen banken dergelijke projecten wel financieren (ii).

Indicatie bijdrage in de aansluitkosten (BAK) per woning

Gas*

€ 750,--

Licht

€ 650,--

Water

€ 600,--

Riool

€ 3000,--

Warmte**

€ 4500,--

*Gas en warmte zijn doorgaans uitwisselbaar: een woning heeft dan ofwel een gasaansluiting ofwel aansluiting op een warmtevoorziening.
**Bij warmte worden de aansluitkosten in de praktijk ook wel opgesplitst in een aansluit- en rentabiliteitsbijdrage.

Indicatie bijdrage in de aansluitkosten (BAK) per woning, zomer 2007.

Stadsverwarming en de ontwikkelaar
Aansluiting voor stadsverwarming is aanzienlijk (ca 5x) duurder dan aansluiting op het gasnet. Toch is dit voor de ontwikkelaar soms te rechtvaardigen omdat stadsverwarming de ontwikkelaar een hoop kosten bespaart. Zo vervalt de HR-combiketel en de schoorsteen. Bovendien kan de ontwikkelaar de energiebesparende maatregelen in de woning beperken. Dit komt doordat stadsverwarming relatief gunstig wordt gewaardeerd bij bepaling van de verplichte energieprestaties van een woning.

Stadsverwarming en de bewoners
Voor bewoners heeft aansluiting op stadsverwarming ook negatieve gevolgen. Zo wordt door een ‘hoge BAK’ het budget van de ontwikkelaar afgeroomd voor energiemaatregelen in de woning. De woningen krijgen daardoor een grotere energievraag, en een hogere maandlast dan nodig. 

Laagwaardige warmte en Nieuwe Nuts
Stadsverwarming is geënt op hoogwaardige (fossiele / mijnbouw) warmte. Bij Nieuwe Nuts zal doorgaans van laagwaardige warmte worden uitgegaan. Dit maakt het makkelijker om te differentiëren en over te gaan op duurzame energiebronnen. Bijkomend voordeel is dat de woningen bij toepassing van laagwaardige warmte energiezuinig moeten zijn. Er kan dus niet worden bespaard op elementaire energieprestaties. Wel kan er worden bespaard op - meestal vrij prijzige - installaties die op papier goed presteren (theoretisch EPC-voordeel), maar in de praktijk weinig energiebesparing opleveren (iii).

BAK-constructie

Gebruikelijke tegenprestatie voor de BAK is dat de woning wordt aangesloten en dat de ontwikkelaar ontlast is van de levering van nutsdiensten. Bij Nieuwe Nuts bedingt de ontwikkelaar voor de BAK tevens een participatie, die vervolgens wordt verbonden aan het eigendom van de woning. Dit levert natuurlijk wel wat extra zorgen op voor de ontwikkelaar. Hij trekt een deel van de nutsvoorziening naar zich toe en moet bovendien de bewonerszeggenschap structureren. Hij levert echter ook extra toegevoegde waarde voor zijn kopers. Deze krijgen meer waar voor hun geld. Naast aansluiting op het net krijgen ze ook een vermogensbestanddeel (de participatie) en bovendien zicht op structureel lagere vaste lasten en zeggenschap over de koers van hun nutsbedrijf. Marktmacht van energiebedrijven wordt bedwongen en nieuwe keuzemogelijkheden voor kleinverbruikers worden geïntroduceerd (iv).

Coöperatieve energiebedrijven in de Verenigde Staten
Coöperatieve energie- of waterbedrijven zijn in Nederland een nieuw fenomeen (v). In de Verenigde Staten bestaan ze al sinds de jaren dertig. Deze bedrijven gaan uit van een verenigingsstructuur. De afnemers (eindgebruikers) zijn lid. Om lid te worden betalen ze een eenmalig lidmaatschapsgeld wat de vereniging het investeringskapitaal verschaft. Vaak wordt dit terugbetaald wanneer het lidmaatschap wordt beëindigd. Verder betalen ze periodiek een bijdrage voor de afname van de energiediensten.

Na jaarafsluiting wordt een eventuele (over-)winst aan de leden terugbetaald. Het coöperatieve energiebedrijf is er niet om winst te maken maar om haar leden op betrouwbare en kosteneffectieve wijze de gewenste diensten te leveren.

Eenzelfde financierings- en organisatievorm komt ook voor in de woningbouw. Ingezetenen van zo’n coöperatieve wijk kopen geen huis, maar een lidmaatschap dat een gebruiksrecht geeft op een bepaalde woning. Dit lidmaatschapsrecht is - meestal met ballotageclausules - verhandelbaar. De leden kunnen dus enig vermogen opbouwen. Verder betalen ze een maandelijkse kostenvergoeding aan de vereniging die eigenaar is van de gehele wijk, inclusief infrastructuur en bebouwing.

Er zijn aansprekende voorbeelden van dit soort sociale wijken in de VS waar de woonkosten spectaculair lager zijn dan wat ‘de markt’ biedt, en waar bovendien een hechte sociale structuur ontstaat. De bewoners zijn - via hun vereniging - immers gezamenlijk verantwoordelijk voor de kwaliteit van hun leefomgeving. In de Nederlandse situatie worden dergelijke particuliere eigendomsvormen gecompliceerd door de fiscale hypotheekrente-aftrek.

Einde aan de hoge BAK?

De ontwerp Warmtewet beoogt een einde te maken aan de ‘hoge BAK’. Het verbiedt energiebedrijven om een hogere bijdrage in de aansluitkosten te vragen dan nodig is voor daadwerkelijke kosten van die aansluiting (vi). Het kapitaal voor de hoofdinfrastructuur moet dan geheel worden terugverdiend vanuit de exploitatie. In principe moet dan ook meer eigen vermogen worden ingebracht voor aanleg van de energie-infrastructuur. Als alternatief zou per woning echter ook een participatie kunnen worden geboden als tegenprestatie voor inbreng van vermogen.

Voordelen van lage BAK

Voor Nieuwe Nuts zou het goed zijn als de ‘hoge BAK’ inderdaad wettelijk wordt verboden, mits de mogelijkheid niet wordt uitgesloten de energie-infrastructuur aan de woningen te verbinden, waarvoor dan een vergoeding in rekening kan worden gebracht. Het gehele distributienet hoort dan bij de wijk. Bewoners zijn gemeenschappelijk (mede-)eigenaar. Bij een ‘lage BAK’ zullen gevestigde energiebedrijven minder bereid zijn om in duurzame energie-infrastructuren te investeren. Daar staat tegenover dat een ‘lage BAK’ transparantie en marktwerking in de energievoorziening stimuleert. Zolang de toetreding van nieuwkomers en de participatie van belanghebbenden maar niet worden gehinderd, levert een ‘lage BAK’ een motor voor innovatie en creativiteit.

Nadelen van hoge BAK

Een ‘hoge BAK’ daarentegen ontneemt het zicht op feitelijke kostenniveau’s en biedt ruimte voor overwinsten. Die hebben structureel een negatieve invloed op de verduurzaming van energievoorzieningen. Ze halen de noodzaak weg om te innoveren en geven extra incentives én mogelijkheden om markten af te schermen. Voor de realisatie van duurzame energievoorzieningen is het allerminst  noodzakelijk dat er overwinsten zijn te behalen. Het gaat erom dat de meerkosten op termijn kunnen worden terugverdiend, bijvoorbeeld door lagere verbruikskosten, grotere zekerheid en hoger comfort. 

Participatie door verbruikers

De constructie ‘lage BAK’ plus expliciete participatie van kleingebruikers, kan nieuwe toetreders helpen die bereid zijn met minder marktmacht en met bescheidener rendementseisen in het warmtebedrijf te stappen. Het kan ook helpen bij onderhandeling met gevestigde energiebedrijven over aanleg en concessie rond energienetten. De verhoudingen tussen de onderhandelende partijen worden er meer gelijkwaardig door, wat uiteindelijk voor de bewoners voordelig zal uitpakken. In rekening te brengen tarieven worden dan teruggebracht tot feitelijke en aantoonbare kostprijsniveau’s met redelijke marges. Bovendien worden aan verbruikers geen tarieven in rekening gebracht, waar geen rechten of diensten tegenover staan.  

Structurering van participatie

Participatie van producenten en verbruikers vraagt wel de nodige structurering. De betrokkenheid van deze partijen moet immers effectief en ordelijk verlopen. Enkele uitgangspunten zijn hiervoor te formuleren. Zo zijn er bijvoorbeeld verschillende zeggenschapscategorieën te onderscheiden. Producenten en een eventueel moederbedrijf hebben een andere verantwoordelijkheid en competentie dan de kleinverbruikers. In Jühnde zijn de kleinverbruikers apart georganiseerd via een eigen vereniging. Deze vereniging heeft bepaalde bevoegdheden, zoals invloed op de tariefstelling. Hier wordt de zeggenschap van de kleinverbruikers geffectueerd via afvaardiging en vertegenwoordiging.  Ter ondersteuning zouden ook informerende en consulterende (online) forums kunnen worden ingezet, eventueel voorzien van stemmogelijkheden. In alle gevallen zal gelden dat het bedrijf kleinschalig moet worden gehouden en dat bestedingen en besluiten aansprekend en begrijpelijk moeten worden gemotiveerd. Dit is overigens niet alleen goed voor de kleinverbruikers maar ook voor het Nieuwe Nutsbedrijf zelf.

Anti-speculatie

De participatie is bij voorkeur niet speculatief verhandelbaar. Verhandelbaarheid zou betekenen dat het eigendom in handen kan komen van externe partijen zonder direct belang bij het Nieuwe Nutsbedrijf. Voor verbruikers wordt de participatie derhalve verbonden aan het vastgoed. Het behoort bij het eigendom (of gebruiksrecht) van de woning, en gaat mee bij overdracht van dat eigendom (of gebruiksrecht).

Functionele en economische eenheid

In deze situatie behoort het distributiesysteem niet alleen functioneel maar ook economisch bij de wijk. Het Nieuwe Nutsbedrijf maakt gebruik van die infrastructuur. Tussen de neteigenaar en het Nieuwe Nutsbedrijf worden afspraken vastgelegd over gebruik, beheer en onderhoudsvoorzieningen. Dit verstevigt de positie van verbruikers ten opzichte van het nutsbedrijf (vii).

Verhandelbaarheid

De participatie van producenten is verbonden aan de actieve rol die ze in het Nieuwe Nutssysteem innemen. Deze hoort dus bij het specifieke bedrijf en de verbondenheid daarvan met het Nieuwe Nutssyteem. Enige verhandelbaarheid van de producentenparticipatie is echter wel  een vereiste voor een goed werkend systeem. Verschillende scenario’s zijn hiervoor te overwegen. Zo kan de participatie worden overgenomen door een opvolgend producent, die de taken van de uittreder overneemt. Bezwaar hiervan is dat de opvolger direct kapitaal nodig heeft dat hij wellicht beter in zijn bedrijfsmiddelen zou investeren. Een liquiditeitsfonds kan dit bezwaar gedeeltelijk wegnemen; het fonds neemt de participatie van een uittreder tijdelijk over tegen en redelijke waarde (viii). Zo’n overname is uitdrukkelijk tijdelijk om accumulatie van de belangen te voorkomen. Het Nieuwe Nuts Waarborgfonds is een mogelijke kandidaat om deze functie op zich te nemen. In tabel 16 (hoofdstuk 16) wordt dit fonds nader gespecificeerd.

De oprichters / het moederbedrijf

Een ander aandachtspunt vormt het eventuele moederbedrijf. Zolang Nieuwe Nuts geen institutionele overkoepelende organisatie kent (bijvoorbeeld via een eigen waarborgfonds) is het reëel om aan te nemen dat Nieuwe Nutsbedrijven worden opgezet door een competente moeder. Deze brengt kennis, capaciteit en eventueel kapitaal in. De positie van deze moeder zal sterk zijn. Anders stapt ze niet in. Om de duurzaamheidsdoelstellingen te waarborgen moet zij echter ook worden gelimiteerd. Marginaliseren en uitroken van de overige belanghebbenden moet worden uitgesloten. Met name gemeenten en ontwikkelaars (corporaties?) zullen hier via gunning en contractering de beperkingen moeten inbedden.

Een andere manier van organiseren

Participatie van producenten en verbruikers in hun Nieuwe Nutsbedrijf is financieel niet moeilijk te onderbouwen. Wel vraagt het gewenning aan de nieuwe en meer evenwichtige  zeggenschapsstructuren van Nieuwe Nutsorganisaties. Dit is echter meer dan de (kleine) moeite waard. Het legt het belang voor hoogwaardige en goed onderhouden voorzieningen én kostenbeheersing in één hand. Daarmee vervalt de huidige tendens om infrastructuren te verwaarlozen en tarieven op te voeren. In plaats daarvan komt hogere efficiëntie en een grotere kwaliteit, met als hoogstwaarschijnlijke resultaat een versnelde ontwikkeling van  structureel duurzame nutsvoorzieningen. 

 

 

Nieuwe Nuts

Download het rapport

 
Achtergronden van Nieuwe Nuts
Alternativenergiedorf Güssing
Nieuwe Sanitatie in Sneek
Bioenergiedorp Jühnde
De Gouden Leeuw
De Zonneterp
Het Carré

Waarom Nieuwe Nuts?
Duurzaamheid
Eindige hulpbronnen
De kringloopeconomie

Ontwikkelingen in NL
Lokale vlechtwerken
Individueel en collectief

Drijvende krachten
Rol van het net
Industriële revolutie
Procesintensificatie

Belemmeringen
Gevestigde belangen
Nieuwe schaarste
Internationalisatie en marktwerking

Belang van elektriciteit
Elektriciteit en warmte
Decentrale elektriciteistvoorziening
Toekomst van de elektriciteitsvoorziening

Ruimtelijke orkestratie
Duurzaamheid als sturend principe
Centraal of decentraal
Innovatie in de Nieuwe Nutszone

Ruimtelijke sturing
Nutsvoorzieningen
Rol van de gemeente
Duurzaamheid en exploitatieplan

Betrokken bewoners
Bewonersparticipatie
Bewonersinitiatief
Keuzevrijheid en zelfwerkzaamheid

Ontwikkeling en dienstverlening
Waardecreatie door doelgroeporiëntatie
Service en prestaties
Waar te beginnen?

Het Nieuwe Nutsbedrijf
Transparantie
Participatie
Levensloop

Tarieven
Prijsvorming
Prijsontwikkeling
Maatschappelijke functies

Vermogen
Fondsvorming en risicokapitaal
Maatschappelijk kapitaal
Welvaart in de Nieuwe Nutszone

Archief
 

(i) Naast deze directe dekking is er ook de omzet- en winstpotentie door belevering van de aangesloten afnemers.

(ii) Bij grotere Nieuwe Nutsprojecten wordt dit beeld echter gecompliceerder. Het Nieuwe Nutssysteem is groter dan een individueel bouwproject. Het systeem zal worden aangelegd zodra in de bouwproductie een kritisch volume is bereikt. Het arrangement van voorfinanciering is derhalve ingewikkelder dan hier wordt beschreven. De basisgedachte staat echter overeind: de participatie van kleinverbruikers in het Nieuwe Nutsbedrijf (of de infrastructuur) kan via de aansluitkosten ruimschoots worden onderbouwd.

(iii) Zo worden de theoretische voordelen van sommige geavanceerde ventilatiesystemen al snel teniet gedaan door normaal bewonersgedrag, zoals het open zetten van de ramen  om te luchten. 

(iv) In plaats van deze ‘BAK-constructie’ kan ook worden gekozen voor een lidmaatschapsconstructie. De ontwikkelaar betaalt dan geen of minder BAK. In plaats daarvan betaalt de koper een eenmalige contributie voor lidmaatschap van zijn energiebedrijf (bijvoorbeeld een coöperatie). Deze constructie is vooral geschikt voor bestaande situaties waarin de bewoners kunnen kiezen om zich al dan niet aan te sluiten. Zonder nadere afspraken met de belastingdienst is de contributie niet onder de hypotheekrenteaftrek te brengen. Wel zou ze kunnen worden terugbetaald bij opzegging van het lidmaatschap of kunnen worden verpakt in de verkoopwaarde van de woning,  waarbij ze alsnog voor de opvolgend koper onder de hypotheekrenteaftrek valt.

(v) De Nederlandse agrarische sector kent een lange en welvarende traditie van coöperatieve bedrijfsvormen. De laatste jaren zijn hier ook de energie- en watercoöperaties in opkomst, waarmee agrariërs gezamenlijk in de eigen energie- en waterbehoefte voorzien.  Ook particulieren werken inmiddels samen in energiecoöperaties. Een voorbeeld is de Windvogel, een coöperatieve vereniging die diverse windmolens realiseerde en beheert.

(vi) Het is overigens onzeker of de wettelijk voorgeschreven ‘lage BAK’ het gaat halen.  Diverse partijen (ook overheden en overheidsbedrijven) voeren thans een intensieve lobby tegen dit beginsel van de ontwerp Warmtewet. Hun financiële speelruimte wordt zo immers  beknot. Hun standpunt is echter bepaald niet in het belang van de kleinverbruikers, het milieu, de marktwerking en de consumentenbescherming.

(vii) Bij grote gas- en elektriciteitsnetten is zulks vooralsnog niet mogelijk wegens het wettelijk beschermde monopolie van het energiebedrijf. Bij warmte en aanvullende exotische netten bestaat er thans meer ruimte voor innovatieve constructies voor financiering, zeggenschap en bescherming van het maatschappelijk belang (zie hoofdstuk 11 en 13).

(viii) Toepassing van het beginsel van ‘de hoogste bieder’ zou het systeem kwetsbaar maken voor (internationale) speculatieve geldmacht. In de financieringsconstructie moet een balans worden gevonden tussen liquiditeit en duurzaamheid (betrokkenheid), waarbij de balans niet eenzijdig in de richting van liquiditeit mag uitvallen. Anders zou Nieuwe Nuts uiteindelijk weinig verschillen van gevestigde belangen en patronen. Een dergelijk op duurzaamheid gericht systeem hoeft overigens geen belemmering te zijn. Bij toetreding is immers bekend waar men in stapt. Men stapt in om in een nutsfunctie te voorzien (als producent en/of afnemer) en niet om speculatieve winst te boeken.

 

Nieuwe Nuts
Informatie op deze website wordt niet geactualiseerd. Ze is met de nodige zorgvuldigheid tot stand gekomen. Ze is echter geen alternatief voor gedetailleerd advies in specifieke omstandigheden. Alle teksten zijn geschreven op persoonlijke titel van de auteur(s) en reflecteren niet noodzakelijk de zienswijze van de site-eigenaar of van welke andere natuurlijke of rechtspersoon dan ook. Eventuele onjuistheden zijn niet uit te sluiten. Vragen en reacties zijn welkom op info@nieuwenuts.nl. NieuweNuts.nl is mede mogelijk gemaakt door Elannet BV en InnovatieNetwerk.
Nieuwe Nuts