Decentrale elektriciteitsvoorziening
Laatst geactualiseerd in 2007
De toenemende elektriciteitsvraag vergt uitbreiding van de opwekkingscapaciteit. Meest besproken in de media is de bijplaatsing van enkele nieuwe grote kolencentrales. Minder besproken is de sterke groei van decentrale WKK. Deze was in 2003 goed voor ca 27 procent van de Nederlandse elektriciteitsproductie. Sindsdien is het opgestelde vermogen - met name in de agrarische sector - sterk gegroeid. De glastuinbouw organiseert zich zelfs als virtueel energiebedrijf, waarbij ze claimt het equivalent te vertegenwoordigen van twee grote elektriciteitscentrales.
Sterke groei van het WKK-park (decentraal opgesteld elektrisch vermogen) in de gemeente Westland.
Het energetisch rendement van de decentrale WKK’s is aanzienlijk groter dan dat van industriële centrales. Bovendien dragen ze bij aan een grotere stabiliteit en onkwetsbaarheid van de energievoorziening.
Centrale en decentrale energievoorziening
Stopcontact rendement 43% (o.a. steenkool)
Nieuwe steenkoolcentrale 45% (poederkool)
Aardgascentrale 56%
Decentrale WKK 92% (43%e / 49%th)
Buurtenergie
In akkerbouw en veeteelt begint elektriciteitsproductie onderdeel van de bedrijfsvoering te vormen. Reststromen - zoals mest - worden vergist en omgezet in biogas waarmee elektriciteit wordt geproduceerd. Akkerbouwers stappen in energiegewassen, waarvan een deel terecht komt in de lokale energievoorziening. Een in het oog springend voorbeeld in Nederland is Polderwijk in Zeewolde waar mestvergisting een deel van de warmte gaat leveren voor een wijk van circa 3.150 woningen. De vergisting vind plaats bij de boerderij. Vervolgens wordt het biogas per buis naar de woonwijk getransporteerd, waar het in elektriciteit en warmte wordt omgezet. De warmte wordt met een lokaal distributienet geleverd aan de woningen. De elektriciteit (WKK van ca 2 MW) wordt geleverd aan het net. Deze elektriciteit en warmte uit biogas worden ‘klimaatneutraal’ genoemd.
Klimaatneutraal betekent nog niet schoon
Klimaatneutraal betekent echter niet per definitie ‘schoon’. Ook verbranding van biobrandstoffen is vervuilend (i). Niet alleen de oorsprong van de brandstof is van belang. Ook de manier waarop de brandstoffen worden toegepast moet worden verbeterd. In de huidige generatie decentrale WKK wordt energie weliswaar – potentieel – beter benut (ii). De installaties zijn nog steeds vervuilend, zij het een stuk minder dan bijvoorbeeld kolencentrales. Zo is er sprake van emissies van NOx en onverbrand methaan.
Nuttig gebruik van CO2
Tuinders hebben echter reden om met schone motoren te werken en de rookgassen te reinigen. CO2 is namelijk een belangrijke meststof voor hun teelt (iii). Tuinders maken dan ook graag gebruik van de CO2 die bij verbranding ontstaat. Deze is echter alleen in de kas te gebruiken wanneer ze voldoende zuiver is. Waar industriële WKK op basis van restricties tot emissiebeperking moet worden gedwongen, heeft de glastuinbouw een eigen en economisch onderbouwde reden om rookgassen te reinigen. Nu emissienormen worden aangeschept blijkt de glastuinbouw - in ieder geval wat NOx betreft - dan ook al relatief schoon. Dat illustreert meteen hoe het werken in kringlopen industriële verbruikspatronen doorbreekt en leidt tot structureel duurzame processen en technieken, die minder verkwisten en vervuilen.
De industriële lobby bepleit intussen een verdere centralisering van de elektriciteitsvoorziening op basis van kernenergie en/of kolen. Ook wil zij centralisering van zeggenschap over de energietransitie, waarbij de grote industrieën uiteraard de leiding krijgen. Beide staan haaks op de ontwikkelingen die echte duurzaamheid kunnen bevorderen. Het is zaak dat ‘centraal’ van overheidswege niet wordt bevoordeeld boven ‘decentraal’. Aan de schoorsteen kan in de tijd progressief restrictief worden gestuurd op emissiebeperking. Stimulerend beleid moet echter zijn gericht op verbetering van de omzettingstechnieken waarbij energetisch rendement, hergebruik van reststromen en de toepassing van duurzame hulpbronnen leidend zijn. Nederland heeft dankzij het aardgasnet een relatief decentrale elektriciteitsvoorziening. Dit geeft een goed uitgangspunt om de energievoorziening naar duurzaam te transformeren. Het zou zonde zijn deze voorsprong ongedaan te maken, door centralisering tot uitgangspunt te nemen.
|