Nieuwe schaarste
Laatst geactualiseerd in 2007
De overheid is vaak instrumenteel in de vestiging van monopolies. Klassieke voorbeelden zijn afvalstortplaatsen en mijnbouwconcessies. Met de trend tot liberalisering zijn daar de langjarige overheidscontracten bijgekomen. Deze leggen beslag op duurzame hulpbronnen zoals afval en biomassastromen. Ook de huidige klimaatdiscussie lijkt een nieuwe variant aan de bijzondere voorrechten toe te voegen: de CO2-stortplaats. Deze moet een rechtvaardiging bieden voor de onstuimige groei van het aantal kolencentrales.
De overheid creëert schaarste
Gewild of ongewild is de overheid instrumenteel in creatie van schaarste en bescherming van monopolies in vitale sectoren. Zij doet dit bijvoorbeeld doormiddel van:
- Mijnbouwconcessies
- Grondwatervergunningen
- Infrastructuur en de aansluiting daarop
- Langjarige concessies voor afvalverwerking
- Eigendom en/of beheer van afvalstortplaatsen
Voor de toekomst staan bovendien nieuwe schaarste creërende maatregelen op het programma zoals:
- Emissierechten
- CO2-stortplaatsen
- Waterstofinfrastructuur
Schaarste door CO2-opslag
Kolen zijn goedkoop en de productiekosten van elektriciteit op basis van kolen zijn relatief laag. Op grote schaal worden er in Oost en West nieuwe kolencentrales gebouwd. Britse mijnen gaan inmiddels weer open en in Frankrijk leven soortgelijke plannen. De huidige opinie stuurt daarbij aan op de afvang en opslag van CO2 (Carbon Capture and Storage - CCS). Kolen zijn vergeleken met bijvoorbeeld olie niet echt schaars (zie hoofdstuk 5). Ze zouden een bijdrage kunnen leveren aan een goed werkende competitieve en gediversifieerde elektriciteitsmarkt. Als CCS echter de norm wordt, wordt alsnog schaarste gecreëerd voor kolenelektriciteit. Dit via de aansluiting op de CO2-stortplaatsen. Op deze manier wordt goedkope kolenstroom zelfs monopoliseerbaar.
Stortplaatsen leveren kunstmatige schaarste doordat men tracht het aantal stortplaatsen beperkt te houden. Alleen degene die toegang heeft tot de stortplaats, kan zijn afval kwijt. Bij CCS komt daar een dimensie bij. De CO2-stortplaats is duur.
Kolencentrale.
Extra steun voor kolenstroom
De overgang van de ‘Industriële revolutie’ naar Nieuwe Nuts zal naar verwachting rondom kolenelektriciteit worden gestreden. De kostprijs van kolenelektriciteit is laag (ca 3,5 ct/kWh) (i). Dat is bijna half de kostprijs van biomassastroom (6 ct/kWh) en veel goedkoper dan zonnestroom (25 - 50 ct/kWh). CCS-voorzieningen zullen de kostprijs van kolenstroom iets optrekken (en de energie-efficiency aanmerkelijk reduceren). In het debat is echter nog geen sprake van daadwerkelijke CCS, maar van ‘CCS-readiness’. Of en hoe CCS wordt uitgevoerd hangt nog in de lucht. Wellicht dat de belastingbetaler wordt gevraagd een stevige bijdrage te leveren. Dat zou betekenen dat deze de kosten krijgt te dragen van een project dat diametraal ingaat tegen zijn eigen langetermijnbelang (ii).
Goedkope kolenstroom met CCS heeft de potentie om duurzame stroom van de markt te houden, en de elektriciteitsvoorziening te monopoliseren. Dit is de meest serieuze bedreiging voor Nieuwe Nuts, en de diepere kern van het actuele debat over energietransitie.
Verplaatsen van problemen
Het echte probleem met kolenverbranding is niet de CO2-uitstoot maar de vervuiling. Bij kolenverbranding komen zwavel, kwik, uranium, arseen en andere zwaar giftige stoffen vrij. De vervuiling neemt zelfs toe naarmate uit duurzaamheidsoverweging (iii) vervuilde reststromen - zoals bewerkt sloophout - worden meegestookt. Uiteraard is het een verbetering wanneer met afvang wordt voorkomen dat de zwaar giftige stoffen diffuus in het milieu worden gebracht. Maar creatie van nieuwe stortplaatsen is een verplaatsing en bestendiging van een structureel probleem. Het is zeker niet het duurzame alternatief dat met Nieuwe Nuts wordt beoogd.
Geld verdienen met CO2
Schone CO2 heeft een waarde die aanmerkelijk hoger is dan de kostprijs van emissierechten. Met milieuvriendelijker technieken en organisatiepatronen wordt CO2 van afval tot grondstof, en daarmee ook buiten de atmosfeer gehouden. Dat is de wezenlijke basis waarop een duurzame economie kan worden gebouwd. Het vraagt wel grotere diversiteit aan productie- en verwerkingsmethoden, en derhalve terugdringing van de grootschalige en monopoliseerbare aanpak. Helaas wordt dit vaak over het hoofd gezien. Veel van de huidige milieumaatregelen werken de industriële monoculturen juist in de hand.
Concurrentievoordeel voor kolenstroom
CO2 storten houdt kolenstroom relatief goedkoop ten opzichte van duurzame stroom. Naar verwachting wordt het bovendien vrijgesteld van het emissierechtensysteem. (iv) De economische basis om in duurzame alternatieven te investeren wordt daarmee uitgehold. Overheidsbeleid bestendigt zo bestaande macht en patronen. In het wettelijk kader voor de energievoorziening is oligopolie (v) (de dominantie van enkele grote spelers) zelfs het uitgangspunt. Hoewel veel wettelijke maatregelen zijn getroffen in het kader van liberalisering en een geloof in de vrije markt, wordt het tegendeel geïnstitutionaliseerd.
Oligopolie
Oligopolie (vi) is een variant van monopolie, niet van vrije markt. Marktmacht en marktwaarde zijn in een oligopolie bepalend voor de prijs. Oligopolistische markten zijn goed te manipuleren (vii). Dominante marktpartijen hebben daartoe gemeenschappelijke belangen: weren van nieuwe toetreders en het op peil houden van de prijzen. De nu gebruikelijke marktregulering verschaft de ultieme bestendiging van een dergelijke marktconstellatie. Een volkomen monopolie tolereert zij niet. Daarmee ontneemt ze de grote gevestigde spelers op een geconsolideerde markt het belang om onderling serieus te concurreren. De geordende markt wordt zo het tegendeel van wat ze predikt te zijn, en resulteert in de afwezigheid van marktwerking en competitie.
Vrije markt en marktwerking
Nieuwe Nuts kan de komst van een echte markt forceren met vrije toetreding en een rijk en divers aanbod. Industriële monoculturen zouden kunnen verdwijnen en kringloopprocessen kunnen – bottom up – worden gerealiseerd. Waar wetgever en gevestigde belangen geen grond zien om deze ontwikkeling te stimuleren zou een waar geloof in ‘vrije markt’ wel vereisen dat belemmeringen worden weggenomen voor nieuwe vormen en toetreders, en geen nieuwe belemmeringen worden opgeworpen in de vorm van nieuwe schaarste, restricties en privileges. De beleidsvrijheid van de overheid is echter beperkt. Nationale overheden staan onder de tucht van de internationale markten en supranationale organen. Sturing op vrije toetreding en diversificatie zal op internationaal niveau moeten gebeuren.
Einde aan de schaarse?
Twee krachten zijn bepalend voor de toekomst van de elektriciteitsvoorziening: de gevestigde belangen en de technologische ontwikkeling. De gevestigde belangen sturen op marktmacht en schaarste. De technologische ontwikkeling maakt nu juist een einde aan de schaarste. Dit door nieuwe mogelijkheden te bieden voor omzetting en opslag van energie. Hierdoor komen duurzame energiebronnen beschikbaar die nu grotendeels onbenut zijn. Het biedt bovendien gelegenheid om marktmacht evenwichtig te verdelen. Beheersing van schaarse bronnen is dan niet meer van belang. In plaats daarvan komen de best werkende oplossingen en de meest coöperatieve organisatievormen. Rendement op geïnvesteerd vermogen is dan geen doel meer op zich. De maatschappelijke functie van het bedrijf komt voorop te staan.
Amerikaanse politieke spotprent: “De geschiedenis herhaalt zich - de roofridders van de middeleeuwen en de roofridders van vandaag.” Met de opkomst van de grote monopolies (m.n. olie, staal, spoorwegen en bankwezen) groeide in de VS begin 20e eeuw een diep wantrouwen jegens industriëlen zoals Carnegie, Rockefeller en Mellon. Ook in onze tijd is het zaak om met neigingen tot monopolievorming en machtsconsolidatie rekening te houden, zeker wat betreft vitale sectoren zoals de nutsvoorzieningen.
|