Prijsontwikkeling 
      Laatst geactualiseerd in 2007
      De energieprijzen hebben de afgelopen jaren een scherpe  stijging laten zien. De gasprijs steeg in de periode 2001 – 2006 gemiddeld met  maar liefst 11 % per jaar. Voor elektriciteit bedroeg de gemiddelde  prijsstijging 6,2 % per jaar. Energieprijzen stegen dus aanmerkelijk sneller  dan de statistische inflatie die gemiddeld 2,3 % per jaar bedroeg.  
      
        Gemiddelde prijsstijging  over de periode 2001 – 2006 
          Statistische Inflatie                ca   2,3 % per jaar 
          Gas                                      ca  11,0 % per jaar 
          Elektriciteit                            ca   6,2 % per jaar 
       
        
      Figuur: Stijging van energieprijzen in de periode 2000 – 2006. De stijging van de  kosten van gas, en de daaraan gekoppelde stadsverwarming, met 11 % per jaar,  betekent na zeven jaar meer dan een verdubbeling van de oorspronkelijke prijs.  Bij een prijsstijging van 2,3 % per jaar is de prijs pas na dertig jaar  verdubbeld. Jaarlijks elf procent betekent in dertig jaar meer dan een  vertwintigvoudiging van de prijs, oftewel de oorspronkelijke prijs van honderd  euro is jaarlijks met gemiddeld vijfenzeventig euro verhoogd. 
      Een belangrijke aanjager van de energieprijzen is olie. In  Nederland is de aardgasprijs aan de olieprijs gekoppeld. Aardgas is minder  schaars dan olie. Door de koppeling lift de aardgasprijs  echter mee op de olieprijs. Voor de concessiepartners Shell, ExxonMobile en de  Staat is dat een lucratieve situatie.(i) 
      Ook warmtetarieven zijn gekoppeld aan aardgas en daarmee aan  de olieprijzen. Bij stadsverwarming is dat nog enigszins te rechtvaardigen.  Hier is gas doorgaans de primaire energiebron. Toch is dat niet de reden waarom  deze koppeling tot stand is gebracht. Feitelijke kostenprijzen spelen immers  geen rol bij warmtetarieven. Het gaat erom dat huishoudens die op een warmtenet  zijn aangesloten - volgens de heersende opvatting - niet minder hoeven te  betalen dan huishoudens die aardgas hebben.   
      Bij levering van duurzame warmte wordt het verband met  aardgas grotendeels verbroken. Nieuwe Nuts stelt bovendien voor om uit te gaan  van daadwerkelijke kostprijsniveaus, in plaats van afgeleide  vraagprijsconstructies. De investeringen in Nieuwe Nuts zijn - zeker in het  begin als technieken nog jong en minder gangbaar zijn - groter. Daar staan dan  echter lagere verbruikskosten tegenover. Vanuit milieuoogpunt is hierbij geen  reden om de verbruikstarieven voor huishoudens kunstmatig hoog te houden.  Nieuwe Nuts gaat immers uit van duurzame hulpbronnen en processen.   
      Bij gunning van leveringsconcessies wordt de warmteprijs  doorgaans op aardgas geïndexeerd. In de periode 2001 – 2006 betekende dat dus  een prijsstijging van 11 % per jaar. Bij kostprijsgerelateerde tarieven had de  prijsstijging aanmerkelijk lager kunnen zijn. Wanneer men uitgaat van de  statistische inflatie had de jaarlijkse prijsstijging slechts 2,3 % mogen  bedragen.  
      De statistische inflatie is echter maar een broze standaard  om op aan te koersen. De geldontwaardering is vooral gerelateerd aan de groei  van de geldhoeveelheid (M3). In de Eurozone is deze in de periode 2001 – 2005  jaarlijks met gemiddeld 7,2 % gegroeid. De economische groei was de afgelopen  jaren niet groter dan 2 % (wel lager). De statistische inflatie was in Europa  ca 2,5 % per jaar (in Nederland dus iets lager). Dan ontbreekt nog 2,7 %  geldontwaarding per jaar die niet in de statistieken is terug te vinden. Banken  hebben dus meer geld gecreëerd dan binnen de economie gerechtvaardigd was. De  productie kampt daarbij  met  overcapaciteit terwijl vastgoed- en grondstofprijzen worden opgedreven. Al met  al is er dan een reële inflatie van 5,2 %. De stijging van de  elektriciteitsprijs komt dan nog het dichtst in de buurt van de feitelijke  geldontwaarding.(ii) 
      De overmatige geldcreatie door banken is binnen het huidige  monetaire stelsel niet door overheden te beteugelen. De dagelijkse beïnvloeding  van het bankengedrag loopt via het rentebeleid van de centrale banken. De  aanzienlijke reële inflatie wijst erop dat dit rentebeleid de afgelopen jaren  te ruim is geweest. Een snelle correctie zou echter pijnlijk zijn. De inflatie  is in de haarvaten van de samenleving gekropen. Snel optrekken van de rente zal  leiden tot vele faillissementen en huisuitzettingen. In de VS lijkt de centrale  bank zelfs geen enkele poging te ondernemen om de rente op te trekken. In  plaats daarvan wordt de groei van de geldhoeveelheid (M3) niet meer  gepubliceerd.(iii) Hierdoor wordt het zicht op de reële inflatie versluierd. Zo wordt misschien  tijd gekocht maar in ieder geval niet op de monetaire rem getrapt.(iv)     
      Tegen deze monetaire achtergrond krijgt Nieuwe Nuts  strategische waarde. Overmatige geldcreatie, geopolitieke turbulentie,  politiekcommerciële controle over schaarse hulpbronnen en toenemende vraag  kunnen de prijzen op de internationale markten nog stevig doen stijgen. Lokale  hulpbronnen hoeven echter niet te worden verhandeld tegen internationale valuta  op internationale markten. Ze kunnen gewoon beschikbaar worden gemaakt ter  voorziening in lokale behoeften. De koopkracht binnen de Nieuwe Nutszone wordt  hierdoor minder beïnvloed door turbulentie op internationale markten. Van  Nieuwe Nuts gaat dan ook niet alleen een stabiliserende werking uit op de  continuïteit van de nutsvoorziening. Het stabiliseert ook de lokale economie.  
      Nieuwe Nutszones die werken met een eigen interne  rekeneenheid met vrije wisselkoers ten opzichte van de Euro (zie hoofdstuk 16),  kunnen de inflatie zelfs gedeeltelijk buiten de deur houden. Wat binnen de  Nieuwe Nutszone zelf geproduceerd en gerecycled kan worden, blijft waardevast,  en kan buiten de prijsopdrijving/geldontwaarding worden gehouden. De eigen  ruileenheid krijgt bovendien een interessante waarde. Deze is gekoppeld aan de  lokaal beschikbare bronnen, en is waardevast zolang die bronnen beschikbaar  blijven.  
        Deze Nieuwe Nutszones kunnen in economische zin zelfs  profiteren wanneer mondiale financieel-economische risico’s zich  openbaren.    
      In eerste aanzet denken we Nieuwe Nutszone’s klein, als  plaatselijk initiatief dat is gericht op de duurzaamheid. Maar Nieuwe Nuts mag  ook groot worden gedacht. Het kan dan zelfs macro-economische effecten krijgen.  Zou Nieuwe Nuts de norm worden in de eurozone dan heeft dat invloed op de  grondstofprijzen en de inflatie. Het krijgt een stabiliserende werking op de  interne en in mindere mate ook op de wereldmarkt. De euro wordt daarbij  interessanter voor niet-eurolanden. Deze zullen hun grondstoffen voor euro’s  willen verhandelen, waarmee de controle over die handelsstromen ook binnen de  eurozone komt te liggen. 
      Nieuwe Nutszones kunnen zelfs ook van de fluctuaties op de  algemene energiemarkten gaan profiteren. Zo kan er - wanneer er op het algemene  elektriciteitsnet tekorten zijn - binnen de   Nieuwe Nutszone exra worden geproduceerd. Dat helpt het algemene net te  stabiliseren, en levert substantiële inkomsten op. Goed georganiseerde Nieuwe  Nutszones ontwikkelen het vermogen om telkens te schakelen tussen de meest  voordelige bronnen. Ook kunnen ze als aanbieder fungeren zodra elders tekorten  zijn. Deze Nieuwe Nutsbedrijven kunnen zo rekenen op lagere kosten en extra  inkomsten. Ze zorgen bovendien voor een betere benutting van beschikbare  hulpbronnen. De gasafhankelijkheid wordt afgebouwd, vrije hulpbronnen zoals zon  en wind worden ingezet en op sommige bronnen - zoals GFT - wordt zelfs geld toe  gegeven. Al met al zijn de tarieven binnen Nieuwe Nutszones beter te beheersen  dan erbuiten. Toch moeten ook hier mechanismen worden ontworpen waarlangs de  tarieven worden aangepast.  
      Bij Nieuwe Nuts worden geen vaste ondoorzichtige  tariefkoppelingen gehanteerd. Door de participatieve bedrijfsstructuur  kan de prijsvorming geheel transparant worden geregeld. Dit  middels jaarlijkse verslaglegging van de bedrijfsresultaten waarop in overleg  de nieuwe tarieven worden vastgesteld. Voor zover er dan sprake is van  tariefstijging heeft dat een duidelijk aanwijsbare reden, en instemming van de  (vertegenwoordigde) gebruikers. 
      Door tarieven te oriënteren op feitelijke omzet, kostprijzen  en gewenste reserveringen, komen ze dichter bij de economische realiteit te  staan. Bovendien stimuleert het om voortdurend prijsbewust te handelen en  nieuwe mogelijkheden te verkennen. Hogere inkoopprijzen simpelweg doorberekenen  is er dan niet meer bij. Ingrijpende kostenverhoging zullen allereerst de vraag  oproepen of er geen alternatieven zijn. Achter het Nieuwe Nutsbedrijf staat daarbij  een grote groep belanghebbenden die kan meedenken en relevante ontwikkelingen  kan signaleren. Het Nieuwe Nutsbedrijf heeft daarvoor geen grote R&D  afdeling nodig. Alle betrokkenen hebben immers belang om het eigen nutsbedrijf  efficiënter te laten werken. Bovendien kunnen de Nieuwe Nutsbedrijven een eigen  overkoepelende organisatie vormen, die helpt de benodigde ervaring te bundelen  en kennis te ontsluiten. 
      
       |