Laatst geactualiseerd in 2007
De energiesector hanteert thans een eigen systeem voor vaststelling van warmtetarieven. Uitgangspunt is niet ‘kostprijs plus marge’, maar het bedrag dat maximaal gevraagd kan worden zonder dat de politiek ingrijpt. Daartoe wordt de warmteprijs gebaseerd op een geconstrueerde marktprijs voor warmte, gerelateerd aan gas. Dit heet het ‘niet meer dan anders’-principe (nmda). (i)
De gemeente heeft op dit vlak geen directe verantwoordelijkheid (ze mag de energievoorziening ook niet aan regels te binden). Het Ministerie van EZ wordt door de Algemene rekenkamer gezien als verantwoordelijke instantie. De ontwerp Warmtewet bevestigt deze positie. In de ontwerp Warmtewet wordt door de Mededingingsautoriteit een tariefplafond ingesteld, waarvan overigens weer ontheffing kan worden verleend. De verwachting is dat de NMa een variant van het nmda principe als tariefplafond zal hanteren.
Transparantie en zeggenschap
Over nmda-tarieven bestaat bij kleinverbruikers veel onvrede. De berekeningsmethoden zijn niet transparant en veel huishoudens blijken per saldo duurder uit. Een alternatief zou zijn: ‘kostprijs plus marge’ (met als platfond het nmda-tarief). Dat vraagt wel de nodige transparantie van het warmtebedrijf. Deze transparantie werd door de energiebedrijven tot dusver nooit gegeven. Toch zou hierop kunnen worden aangestuurd.
- Het regionale netwerkbedrijf verzorgt het warmtenet. De gemeente eist als aandeelhouder aparte verslaglegging per warmtenet.
- Het wordt een gemeenschappelijk warmtenet. De distributie-infrastructuur wordt verbonden aan de woningen. Het collectief van bewoners heeft inzage in de jaarcijfers en medezeggenschap over de tariefstelling(ii).
In het eerste geval doet een overheidsbedrijf (de regionale netbeheerder) de investeringen in het warmtenet. In het tweede geval worden de investeringen in de vrij-op-naam-prijs van de woningen verwerkt.
‘Hoge BAK’ en de ontwerp Warmtewet
Voor warmteaansluiting worden thans hoge bedragen (BAK) gerekend. Waar een gasaansluiting 600 - 800 euro kost, wordt voor een aansluiting op stadsverwarming 4000 – 8000 euro gerekend (hierna: ‘hoge BAK’). (iii) Het energiebedrijf hoeft zo nauwelijks eigen vermogen in de infrastructuur te stoppen. Het risicokapitaal wordt grotendeels opgebracht door de (toekomstige) woningeigenaren (iv). De rest wordt wellicht bancair gefinancierd.
Het huidige wetsontwerp voor de Warmtewet maakt waarschijnlijk een einde aan de ‘hoge BAK’. Het verbiedt warmtebedrijven om een hogere bijdrage in de aansluitkosten te vragen, dan nodig is voor daadwerkelijke kosten van de aansluiting (v). Dit zou naar schatting een BAK voor warmteaansluiting betekenen van 800 – 1200 euro (vergelijkbaar met aardgas, hierna: ‘lage BAK’). Het kapitaal voor de hoofdinfrastructuur moet dan geheel worden terugverdiend vanuit de exploitatie.
Onderhandeling met warmtebedrijf
Al met al ontstaan zo de volgende alternatieve stellingen voor onderhandeling met het warmtebedrijf.
- Er wordt een ‘lage BAK’ betaald voor aansluiting van de woningen. Het warmtebedrijf legt de warmte-infrastructuur voor eigen rekening en risico aan, en verkrijgt stilzwijgend concessie voor onbepaalde tijd. Investeringen in het net worden terugverdiend met de exploitatie. Warmtetarieven vallen onder toezicht van EZ en worden verder beheerst door de algemene wet en regelgeving die hiervoor wordt opgesteld. Alleen daadwerkelijke aansluitkosten worden in rekening gebracht. Deze zullen naar verwachting niet meer dan 1200 euro per woning bedragen (exclusief afleverset, die hier wordt weggestreept tegen de HR-ketel). Kort gezegd: geen extra kosten voor de ontwikkelaar, en geen bemoeienis met tarieven door de gemeente. De bewoners zijn afhankelijk van een volle monopolist.
- Er wordt een ‘hoge BAK’ betaald voor aansluiting van de woningen. Het verschil tussen ‘hoge BAK’ en ‘lage BAK’ wordt echter niet gezien als ‘aansluitkosten’ maar als deelname in het warmtenet c.q. deelname in het warmtebedrijf. Daarbij wordt de eigendom van het warmtenet (gedeeltelijk) gekoppeld aan het vastgoed dat ermee gebaat is. Dit eigendom wordt collectief geregeld (bijvoorbeeld via een VvE), en verbonden aan het warmteleveringsbedrijf (bijvoorbeeld door een gebruiksovereenkomst, of via inbreng in de warmtevennootschap). Hierdoor ontstaat directe invloed van de belanghebbenden in het warmtebedrijf en daarmee invloed op de tariefstelling. Wanneer wordt uitgegaan van inbreng en aandeelhouderschap van belanghebbenden in de warmte BV zal ook sprake zijn van een transparante boekhouding waarin belanghebbenden inzage hebben. Vanuit de leveringsakten kan aldus stevige invloed worden uitgeoefend op de structuur van het warmtebedrijf en de transparantie en zeggenschap voor de direct belanghebbenden (de woningeigenaren).
Enkele bijzonderheden van de ‘Participatie voor BAK’-constructie
De constructie ‘participatie voor BAK’ kan nieuwe toetreders helpen, die bereid zijn met minder marktmacht en met bescheidener rendementseisen in het warmtebedrijf te stappen. Het kan ook helpen in de onderhandeling met het energiebedrijf. Bij warmte is men allerminst veroordeeld tot de regionale netbeheerder. Vele alternatieven zijn denkbaar, wat in de onderhandeling kan worden uitgespeeld.
Het EPC-voordeel wordt in deze constructie ook niet afgeroomd, maar ingezet voor energiebesparende maatregelen in de woning en voor controle op de verbruikstarieven. Aldus komt het voordeel ten goede aan het milieu en de kleinverbruiker. Die bovendien meer inzicht en invloed krijgt op zijn energierekening.
|