Reactie EZ-presentatie Warmtewet
Laatst geactualiseerd op 29 oktober 2010
Geachte heer Nikkels,
Volgend op uw presentatie van 14 oktober jl. inzake de Warmtewet, heeft u gelegenheid geboden om te reageren op hetgeen tijdens die bijeenkomst is besproken. Mede namens dhr Verschuur van Energiebedrijf Thermo Bello stuur ik u hierbij onze reactie.
ad 3. Reikwijdte van de wet - verbruikersgrens
Doel van de Warmtewet is bescherming van gebonden verbruikers. EZ stelt vast dat de arbitraire verbruikersgrens aan dit uitgangspunt geen recht doet. Die vaststelling hebben wij ook steevast gedaan (zie onze eerdere zienswijzen ingebracht bij EZ en NMa). EZ repareert dit tot dusver echter niet, maar zoekt aansluiting bij de gaswet. Dit hoewel de gasmarkt en gasmarktordening wezenlijk afwijken van warmte.
Ons voorstel is om weldegelijk samenhang te brengen in het doel van de wet en haar toepassingsbereik. Dit door geen arbitraire grens te trekken, maar om het al dan niet gebonden zijn van de gebruikers tot uitgangspunt te nemen, waarbij reëel zelfbeheer geldt als ongebonden. Door zich collectief te organiseren wordt de verbruiker niet gebonden aan een commerciële marktpartij, maar aan het collectief, waarin hij directe zeggenschap heeft, risico draagt en profijt trekt van eventueel rendement. (1) De VvE's, Thermo Bello’s en lokale energie coöperaties vallen dan buiten de reikwijdte van het dwingende Warmteregime. In deze gevallen hoeft de maximumprijs ook niet van rechtswege te gelden. Ze zal echter weldegelijk een rol spelen, namelijk als referentie voor zelfbeherende verbruikers, die op basis hiervan hun eigen warmtenet kunnen beoordelen en aansturen.
Ook in situaties waarin reële alternatieven beschik- en bereikbaar zijn hoeft de verbruiker o.i. niet als gebonden te gelden. Het bieden of beschikbaar houden van reële alternatieven wordt dan beloond met minder overheidsbemoeienis. Keuzevrijheid en zelfbeschikking van de verbruikers gaan dan voor op dwingend opgelegde consumentenbescherming. Dit zou de marktwerking en innovatie sterk ten goede komen.
In aanvulling zou nog wel een arbitraire bagatelbepaling kunnen worden opgenomen voor kleine netten in handen van derden, niet zijnde de verbruikers.
ad 2. Tariefstelsel
Indien ons voorstel ad 3. gevolgd wordt dan geldt de maximumprijs ingeval van zelfbeheer (de VvE’s, Thermo Bello’s en lokale energiecoöperaties) slechts als richtsnoer, op basis waarvan de zelfbeherende verbruikers hun warmtebedrijf kunnen aansturen. De verbruikers kunnen dan bepalen – bijvoorbeeld om duurzaamheidsredenen – te werken met een hoger tarief, en een duurzamer warmtevoorziening, dan onder de maximumprijs toegelaten is. Dit lijkt ons ook de juiste benadering, die recht doet aan de vrije zelfbeschikking en ruimte geeft aan innovaties van onderop.
Indien zelfbeheer evenwel toch dwingend onder de Warmtewet wordt gebracht dan voorzien wij nog weer problemen t.a.v. de methodiek. De warmtevoorzieningen in zelfbeheer omvatten meestal productie, distributie en levering in één bedrijfsvoering. Ook hier blijkt de Warmtewet voor deze gevallen niet op maat gesneden, daar ze de productie los zet van het warmtebedrijf. Tot dusver betekende dit in de verantwoordingsmethodiek dat kleine netten in zelfbeheer onnodige boekhoudkundige kunstgrepen zouden moeten uithalen (fictieve afsplitsing van productie), die het zicht op de totale exploitatie alleen maar vertroebelen. Ons primaire voorstel is en blijft de gevallen van zelfbeheer (verbruikers hebben reële beslissende invloed op hun warmtelevering) buiten de dwingende wetswerking te houden. Ons subsidiaire voorstel is om aangekondigde beoordelingen van een rendementstoets niet gedetailleerd te normeren (zoals de NMa in eerdere ronden beoogde), maar uit te gaan van algemene bevoegdheden en maatwerk. Aldus moet voor de verantwoording kunnen worden aangeknoopt bij de feitelijke situatie, de feitelijke bedrijfsvoering en de feitelijke rendementen. Ons inziens zou de warmteproductie weldegelijk moeten kunnen worden meegenomen in de totaalafweging, en niet kunstmatig worden afgesplitst.
Ons inziens zou het zelfs beter zijn indien gekoppelde producties, zoals elektriciteitsproductie, in de afweging betrokken worden. Hier wordt namelijk de winst gemaakt. Alleen indien er werkelijk een harde splitsing is gemaakt tussen productie en levering (de productie valt buiten de groep waar de leverancier toe behoort) zou van een gescheiden leveringssituatie moeten worden uitgegaan.
ad 2. Afroming van overwinsten
Een wettelijke bevoegdheid om overwinsten af te romen levert o.i. een drempel voor innovaties en nieuwe investeringen en bovendien een perverse prikkel om kosten op te voeren. Een afromingsbevoegdheid past wellicht bij de grootschalige stadsverwarming met gebonden verbruikers. Maar deze bevoegdheid blijft een rem op nieuwe initiatieven en vooral op innovaties van onderop.
Ook hier blijkt de situatie van zelfbeheer bovendien weer anders. Hier zijn de verbruikers zelf in de positie om te beslissen over de bestemming van ‘overwinsten’. Ze kunnen het bijvoorbeeld bestemmen voor verdere investeringen in hun warmtevoorziening, tariefsverlaging of winstuitkering.
ad Voorstellen voor Wetswijziging - Verantwoordelijkheid EZ
De oorspronkelijke initiatiefnemers hebben hun handen van de Warmtewet afgetrokken. EZ is nu verantwoordelijk voor het wetsvoorstel c.q. de wetswijziging en haar uitwerking. We stellen voor dat EZ die verantwoordelijkheid ook neemt, ook wanneer dit een herbezinning betekent op punten die nog niet of onvoldoende met de TK zijn besproken, zoals de mogelijke aanwezigheid van reële alternatieven voor verbruikers en de positie van reëel zelfbeheer.
Tot zover onze reactie n.a.v. uw presentatie. Voor nadere achtergronden van onze zienswijze verwijzen we graag naar de eerder ingebrachte zienswijzen van Thermo Bello en Elannet.
|