Nieuwe Nuts

Decentrale duurzaamheid en elektriciteit

Nieuwe Nutsessay d.d. 25 januari 2010  

Economische zaken is bezig met een heroverweging van de Elektriciteitswet. In de zomer van 2010 gaat haar standpunt naar de Tweede Kamer. Behoeft de Elektriciteitswet aanpassing? Wij menen van wel. In dit essay schetst Nieuwe Nuts de problematiek én geeft handreikingen hoe deze eenvoudig op te lossen.

Elektriciteitsvoorziening op blok, wijk en stadsdeelniveau

De grootste energie-efficiency en maximale verantwoorde inzet van duurzame hulpbronnen kan worden bereikt door de integrale nutsfunctie lokaal te ontwerpen en te beheren. Je moet gaan denken op een ‘meso-schaal’ waar vraag en aanbod actief worden verevend, kosten worden bespaard, verliezen vermeden en duurzame hulpbronnen worden benut.

Centraal decentraal

Figuur 1. Meso schaal meest efficiënt en duurzaam.

De crux is dat een geografische- of netwerkzone als planningseenheid wordt gedefinieerd. En dat deze planningseenheid zelf balans houdt. Hetzij door dit fysiek lokaal te voorzien. Hetzij door dit in te kopen.

Deze eenheid van planning moet niet te groot zijn, noch te klein. Wordt het te groot dan is de dataverwerking en het dataverkeer niet te behappen. Is het te klein dan is er te weinig mogelijkheid voor onderlinge verevening en schaalniveau voor efficiënte energieomzetting.

Het beeld dat ontstaat is dat wordt gewerkt op blok, wijk en stadsdeelniveau. Het aandeel zon en wind kan dan op een verantwoorde manier worden uitgebreid;  balans wordt niet afgewenteld op de netbeheerder maar ingecalculeerd binnen de afgebakende zone. Vergelijk park Bronsbergen, met een groot aandeel pv-cellen en eigen bufferend / balancerend vermogen. Verder kunnen omzettingsrendementen  ingrijpend omhoog. Vergelijk:

Centrale technieken(zonder warmtebenutting:

Stopcontactrendement                 43% (o.a. steenkool)
Nieuwe steenkoolcentrale           45% (poederkool)
Aardgascentrale                             56%

Technieken op meso-niveau (met warmtebenutting):

Decentrale WKK                              92% (43%e / 49%th)
SOFC-GT(1)                                           107% (80%e / 27%th)

Vanuit de markt en maatschappij bestaat grote belangstelling om hiermee aan de slag te gaan. Het enige wat serieus in de weg staat is de regelgeving. Ten aanzien van warmtenetten dreigen zodanige regels van kracht te worden dat het voor nieuwkomers, kleine spelers, VvE's en maatschappelijke organisaties te risicovol en kostbaar wordt om als warmteleverancier actief te zijn. Deze regels leiden derhalve tot consolidatie en oligopoliering van de warmtemarkt. Wat elektriticiteitsnetten betreft is thans reeds sprake van een door de overheid beschermd monopolie.

Decentrale elektriciteitsnetten

Er wordt veel gesproken en geschreven over smart grids. Een populair beeld daarbij is dat de auto wordt opgeladen als de wind waait. Om iets dergelijks te realiseren zul je in decentraal moeten denken en organiseren. Zowel de netbeheerders als de markt worden hierin thans geblokkeerd.  De netbeheerder kan niet balanceren omdat hij zich niet mag bemoeien met productie en levering. En degenen die zich met productie en levering bezig houden moeten afblijven van het net. Dit is het gevolg van de Nederlandse regels en flankerend beleid. Wat de EU betreft is dat helemaal niet nodig.

De EU staat integraal elektriciteitsbeheer (productie, levering en net in één hand) toe tot 100.000 aangesloten afnemers. Groter hoef je een gebalanceerd 'slim net' ook niet te maken. Het dataverkeer en de dataverwerking is de bottleneck. Daarbij zul je netwerktechnisch moeten  zoneren. Betreffend gebied, het aangesloten vastgoed, de productiemiddelen en infrastructuur en de aansturing vormen dan één gebalanceerd geheel.

Op dit moment zijn lagere overheden, afnemers en marktpartijen volledig afhankelijk van de netbeheerder. Indien deze niet kan of wil meewerken is het project kansloos.

Daarbij treedt nog een ongewenste situatie op: naar de letter van de Elektriciteitswet lijkt het wel mogelijk om buiten de regionale netbeheerder om elektriciteitsnetten te ontwikkelen en beheren. De nadere regelingen en het flankerend beleid zijn echter zodanig dat dit de facto (zeker voor woonwijken en reguliere bedrijventerreinen) onmogelijk is gemaakt. Dit op zich is al ongewenst. De wet staat het toe, de wetgever wil het, maar de wetsuitvoerder sluit het de facto uit. Dat doet nogal willekeurig aan. De achtergrond hiervan ligt in de 'derdentoegang'. 

Derdentoegang

De derdentoegang is een elementair beginsel van de Europese elektriciteitsmarktregulering. Het gaat erom dat een Europese elektriciteitsleverancier die dat wil toegang moet krijgen tot een net om te leveren aan op dat net aangesloten afnemers. In Nederland is dit niet generiek geregeld. De derdentoegang valt of staat nu bij het alleenrecht van de netbeheerder. Dat is een disproportioneel middel.

De oplossing is simpel: de derdentoegang moet generiek worden geregeld. En de technische oplossing daarvoor is ook in zicht: het centraal aansluitingenregister (C-AR). Het C-AR wordt momenteel door de netbeheerders ontwikkeld. Met juiste inrichting van en spelregels voor  het C-AR kan de derdentoegang op ieder net robuust en generiek worden voorzien, inclusief een juiste kostenallocatie. Een door de overheid beschermt monopolie op netbeheer is dan niet meer nodig. De belemmeringen die nu in de weg staan aan de decentrale energietransitie kunnen worden weggenomen. 

Energietransitie, vastgoed en grondexploitatie

Er leeft een sterke en brede  maatschappelijke behoefte om - zeker bij herstructurering, renovatie en nieuwbouw - belangrijke transitiestappen te maken richting een duurzame decentrale energievoorziening. Elektriciteit is  daarvan economische en energetisch een essentieel onderdeel.  Technisch is er veel mogelijk. Door bestaande, disproportionele en onnodige belemmeringen vanuit de marktregulering komt het thans  praktisch en organisatorisch echter niet van de grond.

Bij de ontwikkeling van decentrale duurzame energievoorzieningen zijn meer partijen en belangen betrokken dan alleen de commerciële energiebedrijven en de netbeheerders. Onder andere moet worden gedacht aan de partners in de gebiedsontwikkeling. De aanleg van energie-infrastructuur is verweven met de grondexploitatie en het gebate vastgoed. De hierbij betrokken partijen kijken met grote belangstelling naar de mogelijkheden tot verduurzaming, efficiencywinst en zelfvoorziening. Het gaat met name om gemeenten, vastgoedeigenaren, projectontwikkelaars, woningcorporaties en bewonersorganisaties (o.a. VvE's). Deze partijen willen allerminst per sé buiten de netbeheerder om werken.

Maar waar iedereen nu mee zit opgezadeld is (i) dat de regionale netbeheerder moet meewerken, en (ii) dat deze in veel opzichten niet kan  en/of wil meewerken. Zo worden vele kansen voor verduurzaming gemist, en wenselijke vrijemarktontwikkelingen geblokkeerd.  

Verbetering voor markt én netbeheerders

Regionale netbeheerders zijn gebaat bij meer armslag om gebalanceerde netten op te zetten en te beheren; nu moeten ze hun toevlucht nemen tot niches - zoals vakantieparken - waar een uitzonderingssituatie geldt.

Lagere overheden, maatschappelijke organisaties, VvE's en (andere) marktpartijen zijn op hun beurt gebaat wanneer ze niet afhankelijk zijn van de netbeheerder bij de realisatie van lokale duurzame elektriciteitsvoorzieningen c.q. wanneer alternatieven niet bij voorbaat van overheidswege zijn uitgesloten.

Partijen kunnen dan ook beter samenwerken aan lokale duurzaamheidsprojecten. Regionale netbeheerders behoeven meer bewegingsvrijheid en wederpartijen een reële onderhandelingspositie.  

Onbalans

De ondernemingszin van maatschappelijke en marktpartijen kan onder de huidige marktregulering leiden tot onbalans: de decentrale elektriciteitsproductie kan door partijen worden opgevoerd, zonder dat zij verantwoordelijkheid hoeven te nemen voor de netbalans. Dit levert toenemend ingewikkelde systemen en afwenteling van kosten op het netbeheer. Dit is een onevenwichtige situatie, die op termijn zelfs de energiezekerheid ondermijnt. Een evenwichtiger marktregulering is hier geboden. Locale elektriciteitsnetwerken (LEN's) kunnen daarbij helpen.

Nieuwe Nuts

Het innovatieconcept Nieuwe Nuts (InnovatieNetwerk, 2008)(2) biedt hier een handzaam kader. Het concludeert tot een specifieke regeling voor  geïntegreerde decentrale duurzame nutsvoorzieningen: er wordt gezoneerd (Nieuwe Nutszones) en de distributie-infrastructuur wordt verbonden aan het gebate vastgoed. De Nieuwe Nutszone heeft haar eigen organisatie die hetzij zelf, hetzij via uitbesteding zorgt voor beheer en optimalisatie van de lokale energievoorziening.

De status van Nieuwe Nutszone wordt aan een locatiegebonden rechtspersoon vergund. Er ligt een sterke band met ruimtelijke ordeningsaspecten. De zonering is echter vooral geënt op de inrichting en organisatie van de locale energie-infrastructuur.

Dergelijke Nieuwe Nutszones (of hoe je ze ook wilt noemen) zijn eenvoudig in heldere wetgeving te implementeren. Vooral vanwege de ruimtelijke afbakening. Binnen het stramien van de Elektriciteitswet zou bijvoorbeeld kunnen worden gesproken van een decentraal of lokaal elektriciteitsnet (LEN), te onderscheiden van het regionale net. Het regionale net is (economisch) eigendom van de netbeheerder. Het lokale net hoeft dat niet te zijn. Naast de openbare dienstverplichtingen moet gelden dat het LEN zelf zorgt voor balans. Dat kan bijvoorbeeld door opstelling en aansturing van eigen schakelbaar vermogen, door inkoop bij derden of een combinatie daarvan. De kosten van onbalans worden dus geïnternaliseerd. De zone wordt een berekenbare eenheid voor de regionale netbeheerder. In principe is het cumulatiepunt van het decentrale net voor de regionale netbeheerder één zakelijke aansluiting. Indien er aansluitingen binnen het net moeten worden geactiveerd ter facilitering van de derdentoegang verloopt dat via het C-AR. Het ligt voor de hand dat de decentrale netbeheerder dat zelf kan regelen, zonder tussenkomst van de regionale netbeheerder.    

Terzijde: Nieuwe Nuts doet ook aanbevelingen rond de voorzieningszekerheid en fiscaliteit van Nieuwe Nutszones. .  

Gelijk speelveld

Binnen de Nieuwe Nutszone kan iedere competente partij de operator zijn. Het maakt daarbij niet uit of het gaat om een elektriciteitsproducent, leverancier, regionale netbeheerder of derde. Alle partijen krijgen de kans de diensten te ontwikkelen en aan te bieden. Er is geen sprake van dominante marktmacht, de Nieuwe Nutszone kan zelf haar keuzes maken: met wie tegen welke voorwaarden te contracteren. Eindgebruikers krijgen onderhandelingsmacht, er ontstaat een reële markt. Afnemers hebben bovendien de keuzevrijheid om zich aan de gemeenschap te onttrekken, en zelfstandig leveringscontracten te sluiten (derdentoegang).

Hooguit zou je je kunnen bekommeren om de mensen die niet in een Nieuwe Nutszone wonen of werken, maar zelfs daar heeft Nieuwe Nuts oplossingen voor (o.a. fondsvorming en kennisdeling). Bovendien, je moet ergens beginnen met de energietransitie. Er zullen altijd voorlopers en volgers zijn. De koplopers belemmeren is niet de methode om  ontwikkeling te stimuleren noch volgers te beschermen.       

Proefprojecten

Om het terrein en de dynamiek die ontstaat te verkennen kan worden gewerkt met pilotprojecten op verschillende schaalniveau's. Te denken valt aan enkele (grote) wooncomplexen in beheer bij corporaties of VvE's. Ook valt te denken aan grote nieuwbouwprojecten. Met name de congestiegebieden (Westland, Poelzone / Rijswijk Zuid) lijken interessant. Hier is ter plekke veel belang, kennis en ervaring aanwezig om lokale gebalanceerde integrale elektriciteitsvoorzieningen (hierna LEN's) van de grond te krijgen. Er valt zelfs te denken aan bestaande steden of stadsdelen, waarvan het net als LEN wordt opgezet.

In de provincie Noord Holland in thans een initiatiefvoorstel aanhangig dat is gericht op de uitvoering van pilotprojecten met lokale  geïntegreerde energiebedrijven. Daarbij wordt expliciet gezinspeeld op de mogelijkheid om delen (< 100.000 aangesloten afnemers) van het Liandernet als zelfstandige onderdelen te structureren. Diverse proeflocaties in Noord Holland zijn daarbij genoemd waaronder de glastuinbouwgebieden Aalsmeer en Wieringermeer, IJmond, Kop van Noord Holland, Texel / TexelEnergie en de omgeving Amsterdam.(3)

Mogelijkheden te over

Uit allerlei hoeken worden mogelijkheden aangereikt om de energietransitie vorm te geven. We hoeven ons daarbij echt niet te beperken tot de projecten die de traditionele energiepartijen opportuun achten. Het lijkt me dan ook zaak om vooral ook pilotprojecten te doen, waarop de traditionele energiepartijen geen dominante invloed kunnen uitoefenen. Op die wijze kunnen nieuwe wegen terdege worden verkend.

Gevestigde belangen

Waarom plant de gevestigde orde niet op meso-niveau? Hun marktmacht ligt bij individualisering en het schaalvoordeel (centrale productie), zie figuur 1. Ontwikkelingen op meso-niveau geven vragers marktmacht en bieden kansen voor nieuwkomers en nieuwe technieken. Er ontstaat een markt en marktwerking. De gevestigde orde is echter meer gebaat bij een oligopolie. Niet bij reële marktwerking. 

'Smart grids'

ICT drijft de ontwikkeling naar slimme netten. Apparaten worden toenemend uitgerust met meet-, regel- en communicatietechnieken. Op deze wijze ontstaan van onderop de slimme netten. De rol van de overheid wordt van belang wanneer het gaat om de marktregulering en o.a. de wijze waarop achter de meter mag worden gekeken en gestuurd. Mag dat omdat het commerciële energiebedrijf dat graag wil? Of mogen mensen zelf kiezen en profijt trekken van hun onderlinge samenwerking? Daar ligt de kernvraag rondom smartgrids, en het maatschappelijk belang van overheidsbetrokkenheid.

Om dit te illustreren valt onderscheidt te maken tussen het 'smart grid' dat wordt geambieerd door de gevestigde energiebelangen (centrale sturing), en het smart grid dat meer in overeenstemming is met marktwerking en maatschappelijke belangen (decentrale sturing).(4)  

Bij centrale sturing wordt het decentrale vermogen onderdeel van de centrale productie. De decentrale units worden op afstand gestuurd. Bij de HRe gaat het zelf om op afstand aansturen van particuliere installaties achter de meter. Het is zeer de vraag of dit vanuit maatschappelijke en rechtstatelijk oogpunt wenselijk is. Het vervelende is echter dat deze aansturing op afstand inherent is aan de HRe. Zonder die aansturing zal de HRe economisch en energetisch suboptimaal uitpakken. Het smart grid dat vanuit deze achtergrond wordt ontwikkeld, komt o.a. tot stand om de ongewenste gevolgen van de HRe tegen te gaan. Deze ontwikkeling is vooral in het belang van het gasgebouw, dat op deze wijze de gasnetten rendabel houdt en gaat concurreren met duurzame elektriciteitsbronnen (zon en wind) en met de goedkope kern- en kolenstroom. De gevestigde commerciële energiebedrijven trekken hier het profijt. Dit consolideert de dominantie van deze bedrijven.

Smart grid HRe

Figuur 2. Smart grid als verlengstuk van de centrale elektriciteitsproductie.

 

Het decentraal gestuurde slimme net is anders van aard. Hier komt de aansturing van het net binnen het collectief van de LEN-zone te liggen. De eindgebruikers / vastgoedeigenaren blijven zelf de baas over de aansturing en optimalisatie. Indien en voor zover ze installatieonderdelen inbrengen (aanstuurbaar maken vanuit het collectief) trekken ze daarvan ook het profijt. Dit stimuleert echte marktwerking, innovatie en lokale investeringen in decentrale energieproductie, zonder dat kosten worden afgewenteld op het regionale netbeheer. 

Smart grid LEN

Figuur 3. Smart grid met gebalanceerd lokaal elektriciteitsnet (LEN).

 

Binnen zo'n LEN-zone wordt het aantrekkelijk om decentrale productie-eenheden (micro en meso) te integreren. De combinatie met WKO-systemen wordt aantrekkelijk. De kosten voor de regionale netbeheerder gaan omlaag; de wijk als geheel behoeft een minder zware aansluiting.

Binnen de LEN-zone ontstaat keuzevrijheid. Zo kan worden geschakeld tussen verschillende energiebronnen, zoals zon en wind, maar bijvoorbeeld ook tussen aard-, stads- en biogas. Diversificatie van de energievoorziening en stabilisering van de energieprijzen zijn het gevolg.

Smart grid green LEN

Figuur 4. Diversificatie van energiebronnen binnen de LEN-zone.

 

Innovatie en marktwerking

Centrale productie-eenheden hebben lange levensduur en afschrijvingstijd. Ze remmen de innovatie. Decentrale productie-eenheden hebben kortere levensduur en terugverdientijd. Ze stimuleren de innovatie. Bovendien zijn er veel vragers en situaties, waardoor nieuwe markten en technieken ontstaan.  
Er zal ook een concurrentie ontstaan tussen centrale productie enerzijds en LEN-zones anderzijds. De markt kan zo zelf een evenwicht vinden tussen relatief goedkoop centraal basisvermogen en decentraal duurzaam vermogen.

broedplaats

Figuur 5. Broedplaatseffect van de Nieuwe Nutszone. Een grote kolencentrale is al verouderd zodra hij is gebouwd. Toch zal hij nog 30 - 50 jaar draaien. De decentrale installaties van Nieuwe Nuts hebben een kortere economische levensduur. Dat versnelt de innovatie. Door herinvestering van winst in korte investeringscycli worden nieuwe technieken sneller en vaker in gebruik genomen. Daardoor ontstaat bovendien een grotere vraag naar nieuwe duurzame technieken, wat kosten doet dalen en de verduurzaming versnelt. Monoculturen verdwijnen en in de plaats komt een diversiteit aan technieken die het maximale halen uit duurzame hulpbronnen. De tijd die nodig is om nieuwe nutstechnieken naar de markt te brengen wordt verkort. Bovendien is er een aanzuigende vraag die innovatie in de aanleverende industrieën stimuleert. Dat is het broedplaatseffect dat Nieuwe Nuts teweeg brengt.

Nieuwe technieken

Er zijn aansprekende voorbeelden te noemen van nieuwe (en oude) technieken op meso-niveau waarmee grote stappen worden gemaakt in efficiencywinst, benutting van lokale hulpbronnen en schone conversie. Actueel zijn onder andere:  

  • Lokale gelijkstroomvoorziening.(5)
  • Houtvergassing op wijkniveau.(6)
  • Combinatie van hete brandstofcel en gasturbine (SOFC-GT).(7)

Lokale gelijkstroomvoorziening

Lokale gelijkstroomvoorziening past uitstekend bij de overstap van gloei- naar LED-verlichting. Deze werkt, net als alle elektronische apparatuur, op gelijkspanning. Door conversie van en naar het wisselstroomnet gaat nu 5 - 10% van de energie verloren. Zeker in combinaties met pv-cellen en opslag in batterijen (vergelijk park Bronsbergen)(8) kan middels inzet van lokale gelijkspanningsnetten veel energie worden bespaard en kan het aandeel duurzaam omhoog.

Houtvergassing op wijkniveau

Hout- en snoeiafval is een potentiële bron van lokale duurzame energie. Zeker wanneer de biomassa niet te veel hoeft te worden bewerkt en versleept. TexelEnergie overweegt thans om een eerste houtvergasser op wijkniveau in Nederland te introduceren. Door de biomassa te vergassen gaat het rendement omhoog en wordt schadelijke uitstoot beperkt.

(1)

SOFC-GT  

Een uitvoeringsvorm van de SOFC-GT wordt in Nederland ontwikkelt: De Hezepp. Deze levert ca 2 MW vermogen met elektrisch rendement van ca 80%. Vergelijk dat met een kolen- (ca 40%) of gascentrale (ca 60%). Door de decentrale opstelling kan de warmte bovendien nuttig worden gebruikt. Daarmee komt het rendement op 100%. De CO2 is zuiver en bruikbaar. Hier komt het niet aan op CO2 emissierechten of CCS, maar op doordachte voorzieningen om CO2 te benutten, zoals combinatie met gesloten kasteelt.

 Hezepp SOFC GT

Figuur 6. Hezepp SOFC-GT. Bron: TU Delft.

Heroverweging elektriciteitswet

Ik denk dat het goed en logisch is dat de Elektriciteitswet thans wordt heroverwogen. Deze wet is uiterst complex en ondoorgrondelijk. De gevolgen van kleine wijzingen zijn haast niet te overzien. Daarbij komt dat de nadere regelingen en de uitvoering - zoals gesignaleerd - op een vitaal onderdeel een bepaald eigenzinnige interpretatie geeft aan de wettekst. M.i. is een nieuwe redactie in een heldere wet die iedereen kan begrijpen en die man en paard noemt ten aanzien van de feitelijke regulering geen overbodige luxe. 
Europese richtlijnen moeten op gepaste en proportionele wijze in de Nederlandse marktordening worden geïmplementeerd. Een centraal gegeven daarbij is de derdentoegang die m.i. in redelijkheid niet wordt geborgd via monopolisering van elk netbeheer, maar via een ordentelijk en robuust centraal aansluitingenregister.

Daarnaast moet gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid die de EU biedt om lokale geïntegreerde netten in stand te houden. Dit kan door ruimtelijk, organisatorisch en infrastructureel afgebakende eenheden (LEN-zones) onder voorwaarden een bijzondere status te vergunnen. Dit is winst voor de markt, de maatschappij én de regionale netbeheerder. Zij krijgen de nodige bewegingsvrijheid om op lokaal niveau effectief aan gebalanceerde elektriciteitsnetten te werken. Tegelijkertijd is markt en maatschappij niet afhankelijk van de medewerking van de netbeheerder, maar krijgt een reële onderhandelingspositie. 

Elektriciteit is de kruk waarop decentrale duurzaamheid kan drijven, wat leidt tot grensverleggende projecten, innovatie, snelle verduurzaming en welvaartsspreiding en -vermeerdering. Echter deze kurk wordt thans niet vergund. Noch aan de regionale netbeheerders noch aan de markt. Beide kunnen productie, levering en net thans niet als één geheel ontwerpen en beheren.

Het is zaak dat de onnodige belemmering hiervan worden weggenomen en in plaats daarvan passende vormen worden gecreëerd waarmee markt en maatschappij uit de voeten kunnen. Ik hoop met dit essay daartoe een  aanzet te hebben gegeven.

 

 
Standpunten
Wat is Nieuwe Nuts?
Duurzame trendbreuk
Introductie Nieuwe Nuts
Zelflevering elektriciteit
Introductie Warmtewet
Consultatie Warmtebesluit
NMa consultatie redelijke prijs
Heroverweging Elektriciteitswet
Aanbevelingen Nieuwe Nuts 2008
 
Voetnoten

(2) Zie Nieuwe Nuts in Vogelvlucht

(3) Zie: Initiatiefvoorstel CDA-fractie Noord Holland (pdf)

(4) In technische zin is dit onderscheidt minder relevant. Een smart grid zal altijd decentraal worden gestuurd. Smart grid op landelijke of regionale schaal is ondenkbaar wegens de enorme hoeveelheid dataverkeer die dat zou vergen. Op afstand uitleesbare meters hebben geen zin. Het gaat om aanstuurbaarheid op afstand. Daartoe moet binnen een korte tijdsinterval (wellicht korter dan de thans gebruikelijke 15 min.) heen en weer dataverkeer worden gestuurd, plus processing. Ga er maar vanuit dat dit landelijk of regionaal niet kan. Tot de schaal van 100.000 aangesloten afnemers is het wellicht wel uitvoerbaar. Ook de centrale spelers zullen decentraal moeten werken. Het eigenlijke onderscheid gaat over macht. Van wie is de infrastructuur en wie trekt het profijt. Wordt alles eigendom van een paar dominante spelers, of wordt de eigendom verspreid over de maatschappij, waarbij direct belanghebbenden zeggenschap behouden. En dit hangt weer samen met de algemene welvaart, de diversiteit aan oplossingen die het levenslicht zien en het investerings- en innovatievermogen van de economie als geheel.

(5) Zie bijvoorbeeld: gelijkspanning.nl

(6) Zie bijvoorbeeld Ankur Scientific

(7) Zie ook: website TU Delft

(8) Zie de website van Alliander.

 

Nieuwe Nuts
Informatie op deze website wordt niet geactualiseerd. Ze is met de nodige zorgvuldigheid tot stand gekomen. Ze is echter geen alternatief voor gedetailleerd advies in specifieke omstandigheden. Alle teksten zijn geschreven op persoonlijke titel van de auteur(s) en reflecteren niet noodzakelijk de zienswijze van de site-eigenaar of van welke andere natuurlijke of rechtspersoon dan ook. Eventuele onjuistheden zijn niet uit te sluiten. Vragen en reacties zijn welkom op info@nieuwenuts.nl. NieuweNuts.nl is mede mogelijk gemaakt door Elannet BV en InnovatieNetwerk.
Nieuwe Nuts